Vaak wordt gedacht dat in een (rijks)monument de akoestiek is zoals die is en niet veranderd kan worden omdat het gebouw niet aangetast kan worden. Hoewel het klopt dat een monument goed wordt beschermd is er toch veel mogelijk als het gaat om de akoestiek. Net zoals er vaak veel mogelijkheden zijn in de inrichting (al dan niet met inbouw van extra volumes). Er zijn verschillende situaties en oplossingen denkbaar:
Bij een (rijks)monument met een (rijks)monumentaal orgel is het basisuitgangspunt dat de akoestiek niet verandert en het orgel in zijn oorspronkelijke ‘biotoop’ blijft. Wanneer voor bijvoorbeeld de spraakverstaanbaarheid voorzieningen moeten worden getroffen, dan is dit mogelijk zonder de akoestiek voor het orgel negatief te beïnvloeden of de nagalmtijd te reduceren. Zo kunnen hinderlijke reflecties in spraaksignalen worden vermeden zonder geluidabsorberende voorzieningen toe te passen en het (harde) materiaal en de vorm/locatie van de voorzieningen goed uit te rekenen zodat geluid wordt gediffuseerd.
Wanneer er geen monumentaal orgel aanwezig is en de akoestiek niet vanuit een orgel hoeft te worden gehandhaafd kan het ook een keuze zijn om de akoestiek wel aan te passen om de exploitatiemogelijkheden te vergroten. Deze keuze vraagt om een afstemming tussen opdrachtgever/gebruiker, architect, adviseur en vergunningverlener (die vaak door de RCE wordt geadviseerd). De bouwkundige akoestiek wordt ook hier niet vaak rigoureus aangepast, ook om de beleving van het gebouw in stand te houden. Wanneer dit wel gebeurt in situaties waarbij akoestiek vooral ‘hinder’ is, worden voorzieningen vaak zo gekozen dat ze reversibel (wegneembaar) zijn waarbij de kerk bouwkundig niet wordt aangetast. Dit gebeurt ook vaak bij kerken die herbestemd worden tot een breed podium, congresruimte of andere functies.