Met ons kerkgebouw loopt het financieel uit de hand: wat nu?

Door: Alwin Kaashoek

Deze situatie kent u vast wel: u wilt graag uw kerkgebouw blijven gebruiken als kerk, maar financieel is het eigenlijk niet meer te behappen. Het vraagstuk ligt al wat langer op tafel, maar eigenlijk weet niemand hoe de eerste stap gezet moet worden.

De eerste stap om er achter te komen of deze situatie te veranderen is, is eigenlijk te kijken wat u als gebruiker zelf echt nodig hebt voor alle religieuze activiteiten. Vervolgens kan worden bepaald of er ruimte en tijd over is voor andere activiteiten door derden. Belangrijk hierbij is ook om na te denken waar de grenzen liggen qua soort gebruik.

Om er achter te komen of uw kerkgebouw geschikt is voor een bredere exploitatie, zal onderzocht moeten worden welke ruimte het gebouw biedt en welke aanpassingen er eventueel denkbaar zijn. Ook zal moeten worden gekeken naar de context van het gebouw: waar staat het gebouw, welke andere voorzieningen zijn er in de buurt, in hoeverre is er sprake van aanvulling of concurrentie?

Op basis van deze eerste analyse kan worden geconcludeerd of er ruimte is voor een bredere exploitatie. Als het antwoord daarop positief is, is het belangrijk om na te gaan wat dit voor investering vraagt, of dit qua exploitatie interessant is en of de organisatie dit aan kan. Als het antwoord hierop ook positief is zal een nadere uitwerking moeten plaatsvinden om het gebouw geschikt te maken voor de nieuwe toekomst.

Alwin Kaashoek

Strategisch adviseur bij KAAder kerkadvies
Van origine is Alwin Kaashoek architect en stedenbouwkundige. Hij heeft een lange ervaring opgedaan met ontwerpen en adviseren bij vastgoedvraagstukken, zowel vanuit de kant van ‘de markt’ als vanuit de kant van de overheid. Via zijn persoonlijke betrokkenheid op en bestuurlijke ervaring in de kerk is hij in het religieus vastgoed terechtgekomen. Al meer dan 10 jaar adviseert hij religieuze genootschappen bij vragen rondom het vastgoed, ongeacht de denominatie, ongeacht de locatie. De aard van de vraagstukken varieert, maar heeft in de meeste gevallen te maken met krimp.

“Het liefst kom ik aan boord op het moment dat de gebouweigenaar niet meer weet wat hij moet doen. Juist vanuit mijn manier van denken als ontwerper ben ik in staat om nieuw perspectief te bieden waar dat niet meer lijkt te zijn en te adviseren over de te zetten stappen.”

 

Andere artikelen